Muurresten

Toen er een nieuwe beschoeiing van de gracht om de Fraeylemaborg werd aangebracht, werden op de grens van water en aarde muurresten ontdekt. Zij werden aangetroffen links en rechts van de brug die toegang geeft tot het voorterrein voor de borg.

De eerste gedachte die opkomt, als er sprake is van muurresten precies op de rand van een gracht, is dat het om een kademuur gaat. Toch lijkt er meer aan de hand te zijn.
In de eerste plaats geeft het formaat van de baksteen (26-30 x 15 x 6-7 cm) aan, dat we de muurresten zeker in het midden van de zestiende eeuw kunnen dateren.
Vervolgens is heel opvallend dat aan de kant van het water de muur versneden is, terwijl aan de landzijde hij recht naar beneden loopt.
Dit geeft aanleiding tot de hypothese dat de gracht juist aan de andere zijde van de muur is geweest. Alleen archeologisch onderzoek kan daarover uitsluitsel geven. Het bodemprofiel van het terrein tussen het koetshuis en het schathuis moet dat dan duidelijk maken.

De geringe aanlegdiepte van de fundering ten opzichte van het maaiveld maakt deze hypothese echter heel onwaarschijnlijk. Het zou betekenen dat de gracht dan heel ondiep zou zijn. Hij was dan lopend te doorwaden, wat een beschermende functie uitsluit.

De muurresten zouden de onderzijde van een muur kunnen zijn, die als weermuur gediend heeft van een groter voorplein.

Bouwhistorisch onderzoek en archeologie lopen soms in elkaar over. De muurresten zijn daar een aardig voorbeeld van.