De codeersleutel

In ons onderzoek op de Fraeylemaborg kwamen wij tot de conclusie dat er aan het ontwerp van de verbouwing van de borg een duidelijk en bewust gekozen concept ten grondslag lag. We ontdekten dat de verhoudingen in de grote zaal die van de gulden snede waren. Niet erg schokkend, leek het, want tot vandaag toe kunnen die verhoudingen in de architectuur een belangrijke rol spelen.

Toch intrigeerde dat concept: niet alleen de borg, ook in de tuin leken die verhoudingen aanwezig te zijn. Toen we ons bovendien realiseerden dat de toenmalige heer van de borg, Henric Piccardt, ook de kerk in Harkstede had laten bouwen, waarin diezelfde verhoudingen voorkomen, zijn we nadrukkelijker op zoek gegaan naar een ontwerpmethode die voor meer bouwwerken gebruikt zou kunnen zijn.

Die zoektocht heeft een aantal jaren geduurd. Gaandeweg werd steeds duidelijker dat er een ontwerpmethode moest zijn, die min of meer universeel was en die lange tijd in verschillende culturen gebruikt is. Het is namelijk belangrijk om te beseffen dat het bouwen van een groot bouwwerk in de middeleeuwen meer dan één generatie duurde. Het werk moest gemakkelijk over te dragen zijn om door een ander voortgezet te kunnen worden. Om dat te kunnen moet er een algemeen geldige methode geweest zijn, die zonder problemen door verschillende bouwmeesters gehanteerd kon worden.
Uiteindelijk heeft dat ertoe geleid dat we een sleutel ontdekt hebben, waarmee het ontwerp van bouwwerken uit de oudheid tot aan gebouwen uit de renaissance verklaard kan worden.

Jan Battjes heeft dat in het boek De codeersleutel. Methodiek en geometrie in de middeleeuwse bouwkunst stap voor stap uitgelegd. Daarin worden de begrippen proportieschema en proportiestelsel ingevoerd, waarin het vierkant, de cirkel en het pentagram de belangrijkste geometrische figuren zijn. Daarnaast worden het uitgeslagen vierkant en het gereduceerde vierkant ingevoerd, begrippen en figuren waarmee een bouwmeester gewerkt moet hebben. Die werkwijze wordt in De codeersleutel beschreven.

Niet alleen grote gebouwen als kathedralen, ook kleinere kerken blijken met dezelfde methodiek ontworpen te zijn. Daarbij lijkt het niet uit te maken waar in Europa dat het geval was, of het nu in Italië of in Groningen was.
Onderdelen van een gebouw, zoals kapitelen, konden eveneens met dezelfde ontwerptechnieken gemaakt worden. Versieringen, motieven in tegelvloeren, ze kunnen allemaal met dezelfde sleutel verklaard worden. In De codeersleutel worden daar voorbeelden van gegeven.

Natuurlijk realiseren we ons dat er pas een begin gemaakt is van een ontdekkingstocht waarvan wij het einde niet kunnen zien. Er moet nog heel veel onderzocht en uitgezocht worden. Er is bijvoorbeeld pas een begin gemaakt met het onderzoek naar het bouwconcept van torens, een onderwerp waarover voor zover ons bekend, niets gepubliceerd is. Aan het ontwerp van torens lijkt het proportiestelsel eveneens ten grondslag te liggen, wat eigenlijk ook weer niet zo verwonderlijk is.

We hopen dat het boek De codeersleutel een belangrijke aanzet zal zijn voor nader onderzoek aan tal van gebouwen in Europa.